zaterdag 7 februari 2009

En God zag dat het zeer goed was.

Als een refrein keert telkens in het eerste hoofdstuk van Genesis na diverse scheppingsdaden het zinnetje 'En God zag, dat het goed was' terug. In het laatste vers van Genesis 1 klopt God zich nogmaals op de borst en lezen we dat Hij zag dat al wat Hij gemaakt had zelfs 'zeer goed' was.

Op geen enkele wijze kunnen wij nagaan wat daarvan waar is. Het is verbazingwekkend hoe weinig we weten van het heelal waarin wij leven. We weten zelfs niet of de dichtsbijzijnde ster, Alpha Centauri, planeten bezit. We hebben geen flauw idee of er in het heelal met zijn miljarden sterrenstelsels ook maar ergens een exoplaneetje als Aarde om een ster draait. Dat lijkt heel waarschijnlijk, want waarom zou er alleen in een uithoekje van de Melkweg in zo'n onooglijk zonnestelsel als het onze, op het ronddraaiende stofje dat wij Aarde noemen, leven gevonden worden? En toch, we weten het niet. We hebben vermoedens over zwarte gaten, neutronensterren, pulsars, quasars en zo meer, en we hebben een theorie over het ontstaan van het heelal die is gebaseerd op de wankele pijlers van de roodverschuiving en de kosmische achtergrondstraling. Hoe het ook zij, we leven in een zonnestelsel dat voornamelijk bestaat uit kale planeten waaromheen in sommige gevallen al even kale manen cirkelen.

God zag dat het goed was. Wat is er goed aan al die dorre planeten? Ter wille van wie of wat draaien onze planeten al miljarden jaren rond de zon? Wat is de zin van de aanwezigheid van de immense hoeveelheid kometen die zwermen aan de buitenrand van ons zonnestelsel? Je kunt onmogelijk zeggen dat ons hele zonnestelsel alleen maar geschapen is ter meerdere eer en glorie van die tweebenige stumper die op Aarde rondstapt. Wat hebben wij eraan of er één of honderd manen om Neptunus cirkelen?
We vermoeden dat ons hele heelal opgebouwd is uit sterrenstelsels, die hoofdzakelijk bestaan uit een overdonderende hoeveelheid gloeiend hete gasbollen waarom ijskoude, lege steenklompen doelloos draaien. Wat is er goed aan zo allemachtig veel kou, zoveel duisternis, zoveel lege ruimte, zo onvoorstelbaar veel sterrenstelsels? Ik kan me voorstellen dat je er als schepper aardigheid in hebt een overzichtelijk sterrenstelsel te creëren. Maar miljarden ervan? Hoe houd je dan in vredesnaam een beetje overzicht?

God zag op de zesde dag dat het 'zeer goed' was. Van christenen krijg je regelmatig te horen dat de natuur zo wondermooi is en getuigt van Gods grootheid en goedheid. Maar de natuur is verslinden of verslonden worden. Wat is er 'zeer goed' aan een schepping waarin elk schepsel hetzij crepeert aan een vreselijke ziekte, hetzij omkomt in de muil van een ander schepsel? En kom niet aandragen met het praatje dat dit het gevolg zou zijn van de zondeval. Geloof je nu echt dat de leeuw vóór de zondeval van andijvie en bruine bonen leefde?


De Engelse astronoom Sciama heeft het heelal prutswerk genoemd. Op grond van de schaarse gegevens die ons ter beschikking staan, lijkt dat minder ver naast de waarheid dan 'zeer goed'.

1 opmerking:

Anoniem zei

Deze week weer tumult bij de EO, toen Andries Knevel (a.k.a. Evil Knevel) zowaar afstand nam van het bijbelse dogma van een schepping in zes dagen, pak hem beet zo'n 6000 jaar geleden. Veel EO-leden in alle staten. Maar het lijkt mij juist veel beangstigender om te moeten geloven in een volstrekt ongeloofwaardig scheppingsverhaal (waarvan elk volk zijn eigen variant heeft) alleen maar omdat het in een oud, saai en gewelddadig boek staat. En dat in weerwil van alle bekende geologische en biologische feiten.

Deels is dit overigens een retorisch argument: christenenen wijzen graag op de 'perfectie van de schepping' om die vervolgens te contrasteren met de evolutietheorie, die ze boosaardig karikaturiseren als 'pure toevalligheid'. De schepping is zo perfect, dat kan nooit toeval zijn... Het illustreert vooral pijnlijk hoe weinig men vaak weet van de moderne evolutietheorie

Beste tegenargument tegen het toeval/ schitterende ongeluk-argument ("Het aardse leven kan geen toeval zijn") is natuurlijk dat het hoegenaamd niets uitmaakt hoe klein de kans is dat ergens in het heelal spontaan leven ontstaat dat uiteindelijk uit weet te groeien tot de menselijk beschaving. Als het nooit was gebeurd, waren wij er ook niet om erover te kunnen filosoferen & te redetwisten. Leven zoals hier op aarde kan dus zowel een eenmalige zeer onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden zijn, als zo veelvoorkomend, dat het welhaast banaal is.